Banner

Keuze van het ‘juiste’ koeras wordt toch vooral gestuurd door persoonlijke motieven

16 september 2020 | Door:  Hans de Bie

Al sinds de jaren zeventig domineert de Holstein koe de stallen en weiden in ons land. Maar melkveehouders, continu op zoek naar optimalisatie, hebben zich niet altijd neergelegd bij de dominantie van de Holstein Friesian. Discussies over het beste koeras gaan niet altijd de discussies over het favoriete automerk op verjaardagen te boven. Waar de ene melkveehouder hoog opgeeft van de kwaliteiten van ‘zijn’ ras, haalt zijn collega met een ander ras in de stal die al snel onderuit. Ook al laten objectieve onderzoeken duidelijke verschillen tussen rassen zien: persoonlijke - en vaak subjectieve - motieven spelen ook een grote rol. We maken een rondje langs melkveehouders met vier verschillende koeien.

Maarten Piet: “Ik zeg niet dat ik het met Jerseys beter doe dan een Holstein-boer”

Van de ‘nieuwe’ rassen die opgang maken is vooral de Jersey koe sterk favoriet. De kleinere bruine koeien van het Kanaaleiland Jersey kunnen toe met minder voer en produceren minder mest. Ook het gehalte aan vet en eiwit in de melk ligt hoger. Vijfenzestig Jerseys lopen sinds vijf jaar in de wei bij Maarten Piet, aan de rand van Amsterdam-Noord (27 hectare waarvan 5 eigendom en 22 pacht/losse huur). “Mijn vader had ook al nooit Holsteins. Die had kruisingkoeien. Ik had altijd al het idee dat de Jerseys sterker waren dan de Holsteins en meer rendement opleverden. Waarom zou ik het niet doen?”

Het is ‘een heel andere koe dan de Holstein’, merkte Maarten. “Het is apart volk, zeg maar. Je moet ermee leren werken. Er wordt wel gezegd dat ze meer last hebben van melkziekten. En als ze een kalfje hebben kunnen ze een tekort aan calcium krijgen. Dan hebben ze geen kracht meer om op te staan. Maar dat hebben we hier onder controle.”

De sleutel tot succes, volgens Maarten, is goed voeren. “We begonnen te voeren met het Kempensysteem: onbeperkt krachtvoer en hooi. Maar dat was bij ons geen succes. Wij hebben best wel veel land in gebruik en hadden veel voer. Het ruwvoer bleef allemaal staan op het erf, de bulk moesten we elke keer aanvullen. Daar zijn we mee gestopt. Nu voeren we gewoon traditioneel gras en mais.”

Ruimte voor groei

Die voerstrategie levert bevredigende resultaten op, constateert hij. “Ik melk 6000 liter per jaar, met een jaargemiddelde van 6 procent vet en 4 procent eiwit. Ze geven veel minder melk, maar ik heb een hogere melkprijs. Maar je hoort mij niet zeggen dat ik het beter doe dan een Holstein-boer. Het gaat toch om het plaatje dat je uiteindelijk overhoudt.”

Op het bedrijf in Amsterdam is nog ruimte voor groei. Maarten: “Ik heb de stal erop aangepast. De boxen heb ik zo gemaakt dat ze niet te ver naar voren kunnen. Zo kunnen er nog wel 20 bij. En dan heb ik nog een stal die vol staat met machines. Ik wil proberen om ook die stal nog vol te krijgen.”

Scheve verhouding

Milieutechnisch is de Jersey zeker in het voordeel. Maarten: “Het is een kleinere koe die veel minder vreet en dus ook minder uitstoot. Maar wat ik een beetje scheve verhouding vind is dat de Jersey gewoon wordt vergeleken met de Holstein. Er is weleens gezegd dat de Jersey voor 0,7 zou tellen in de Mestwet en je veel meer koeien per hectare zou mogen houden. Maar dat is nooit van de grond gekomen. Ik heb nu in principe met dezelfde regels te maken. Als die normen zouden worden aangepast, zou je nog een groter voordeel uit Jerseys kunnen halen. Ook de lagere uitstoot van methaan en ammoniak is niet in de wet verwerkt. Het enigste is: ik heb minder fosfaatrechten nodig, omdat mijn koeien minder produceren.”

Tom Lugtenberg: “MRIJ is een robuust ras, het kan tegen een stootje”


Rond de Hollandse rivieren is vooral het ras te vinden dat er zijn naam aan dankt: de Maas-Rijn-IJssel-koe, kortweg MRIJ. Zoals bij Tom en Ellis Lugtenberg in Olst, gelegen in de IJsselvallei in Overijssel. “Dat is altijd al zo geweest”, zegt Tom, de zesde generatie op het familiebedrijf met 150 koeien, 78 hectare cultuurgrond (68 in eigendom) en 45 hectare natuurgrond. “Mijn vader boekte er bedrijfseconomisch altijd het beste resultaat mee. Sommige boeren hadden 1000 liter melk per koe meer, maar hij had 1000 gulden per koe meer. Hij was ervan overtuigd dat de MRIJ het beste ras was. Ik was daar ook van overtuigd, zolang de quotering bleef.”

Kruisingen

Als voorbereiding op het afschaffen van met melkquotum gaat hij experimenteren. “We hebben in 2009 15 Holsteinkruisingen gemaakt om te kijken of dat de oplossing was als je na 2015 vrij mocht melken. Ze gaven ook meer melk, maar het was een koe die niet goed paste in onze stal. En als je een groot kalf had gekregen, was de omzet een aanwas van die koeien behoorlijk minder. Afgekalfde vaarzen hebben we nog geïnsemineerd met Fleckvieh koeien, maar dat gaf weer minder eiwit. We wilden eigenlijk extensiever gaan boeren. Daar paste die Holstein eigenlijk niet goed in, ondanks dat-ie meer melk gaf. En met de fosfaatrechtenregeling werd het weer rendement maken per kilogram fosfaat. Dan is een dubbeldoelkoe makkelijker dan een eenzijdige melkkoe. We hebben de Holstein niet meer aangeraakt en zijn teruggegaan naar de MRIJ.”

Duurzame koe voor weidegang

Naar tevredenheid, kan hij nu zeggen. Tom: “Ze vreten 30 procent minder dan een Holstein. Ze geven ook wel minder melk maar je hebt minder krachtvoerkosten. Je hoeft ze niet heel hard op te peppen om je rendement te halen. En je hebt een dik kalf. Ik heb uitgerekend dat je met een tussenkalftijd van 365 dagen 30 kalveren meer krijgt dan de gemiddelde Holstein-boer. Het is een duurzame koe voor weidegang, doordat de koe niet zo zwaar is op de lage grond.”

Al loopt het aantal MRIJ-koeien iets terug, juist in de kringlooplandbouw is het ras op zijn plek denkt hij. “Met gras en mais kun je simpel melk en vlees maken. Met minder eiwit doet de MRIJ het nog steeds goed. Het is een robuust ras, het kan tegen een stootje. Het is hier langs de Maas, de Rijn en de IJssel ontstaan. Nu het wat droger is krijgen ze minder mooi voer. Maar ze scharrelen hun kostje wel bij elkaar. Stikstofproblemen heb je ook helemaal niet. Onze koeien kunnen echt wel met minder stikstof toe. Als een voeradviseur uitrekent dat er 2 kilo eiwit bij kan, dan begin ik eerst met 1. Die MRIJ-koe gaat veel efficiënter met eiwitten om.”

Engbert Broek: “Bij Fleckvieh alleen stieren gebruiken die veel melk geven”


Optimaal gebruikmaken van het heterosiseffect is de reden dat Engbert Broek in Dalfsen enthousiast aan het kruisen is geslagen. “We doen aan driewegkruising: we beginnen met een Holstein, doen daar Fleckvieh op, dan Noors roodbont of Brownswiss en dan weer een Holsteiner om de uiervorm en de melk onder de koe te houden’, zegt Engbert die in maatschapsverband met zijn vrouw en zoon boert. Het bedrijf met 40 hectare land (38 eigendom) telt 80 stuks melkvee, met hoofdzakelijk 75% Fleckvieh. Ook hij komt van de Holstein-koe af. “Maar ik vond dat ik te veel trammelant had. Ik ben niet iemand die veel brok voert, er moet ruwvoer in de koe. Ik ben een paar Fleckvieh-koeien begonnen. Die vraten de resten van de Holsteiners op. Zo ben ik erin gerold.”

De beste melkvererving

Engbert maakt zijn kruisingscombinaties op basis van de fokkerijmethode aAa, ook wel het Triple A-programma genoemd. “Een inkruisspecialist helpt mij daarbij. Belangrijk bij Fleckvieh is dat je alleen stieren gebruikt die veel melk geven. Ik werk alleen met stieren van 1000-plus. Anders ga je te veel in melkproductie zakken. Het doel was ook om verder te kruisen, anders was ik bang dat ik te veel melk zou verliezen. Je moet zorgen dat je de allerbeste stieren gebruikt qua melkvererving. We zijn de afgelopen jaren steeds meer gestegen met de melk. Toen ik begon met inkruisen, zat ik op 8000 liter. Dat is nu 9650 liter. Ook de gehaltes zijn naar boven gegaan naar 3,60, 3,70 procent eiwit en 4,20 procent vet.”

Klauwgezondheid

Het werken met zijn hoofdras Fleckvieh bevalt bij de maatschap Broek. Engbert: “Ze mankeren niet veel. Je moet alleen goed op de klauwgezondheid letten. Maar met de Brownswiss erbij is dat geen probleem, die hebben superklauwen. Ze kalven goed af en zijn makkelijk drachtig. Met die hitteperiode van de zomer had ik drie oudere koeien die moesten kalveren. Die kregen alle drie toevallig een tweeling. De Fleckvieh-koe ging dat beter af. Die was ook veel dikker.”

Met Fleckvieh gaan melkveehouders ook makkelijker over op de kringlooplandbouw, verwacht hij. “Je kunt veel meer ruwvoer van eigen land verwerken en je hebt veel minder brok nodig. Ik denk dat ze juist beter in de kringlooplandbouw passen dan de Holstein-koe.”

Laurens de Boer: “Je moet het bij de Holstein van de liters hebben”

Voor Laurens de Boer is vasthouden aan de Holstein echter een vaststaand feit. Op het bedrijf in Giessenburg lopen er 130. “Wij komen oorspronkelijk van de MRIJ-koe vandaan. Toen ik 20 jaar terug in het bedrijf kwam, wilde ik van lieverlee de productie gaan opvoeren. In mijn beleving kun je uit een Holstein-koe gigantisch veel halen als je het goed doet. Het is een heel efficiënte koe. Niet om de MRIJ-koe af te kraken, maar ik moet eerlijk concluderen dat vlees niet heel veel meer toevoegt. Je moet het vooral van de liters hebben.”

Met die liters zit het wel goed, laat hij zien: een productie van 10.500 liter per koe met een gemiddelde van 4,40 procent vet en 3,50 procent eiwit. Grote verschillen in het werken tussen beide rassen ziet hij niet direct. “We zijn natuurlijk langzamerhand overgestapt. Je gaat inkruisen, je hebt eerst nog een groot gedeelte MRIJ. Daar gaan jaren overheen. De MRIJ liep de hele dag buiten. Daar had je weinig omkijken naar, maar de koe gaf ook minder melk. Met de Holstein-koeien doen we niet meer aan weidegang. Alles draait nu om efficiëntie. Ze staan altijd op stal, puur om maar zoveel mogelijk invloed te kunnen hebben op de melkproductie. Je kunt dan veel beter sturen op voeding en rantsoen. Je moet heel scherp zijn, dan gaat het super goed.”

Korte tussenkalftijd

Waar het Holstein-ras weleens minder robuust en minder vruchtbaar wordt genoemd, is Laurens genuanceerder. “Ik denk dat iedereen weleens een dingetje heeft qua gezondheid. Wij hebben best wel een korte tussenkalftijd, 390 dagen. Dat is hartstikke netjes. Omdat het een heel efficiënte koe is, kom je met de Holstein ook goed weg in de kringlooplandbouw.”

Hans de Bie

Hans de Bie

Marktmanager Food & Agri

088 253 1015 | hdebie@alfa.nl


Meer over Hans