Banner

Hoge Raad oordeelt over de gebruikelijkheidstoets in de werkkostenregeling

23 juli 2019

Recent heeft de Hoge Raad voor het eerst een arrest gewezen over de toepassing van de werkkostenregeling. De Hoge Raad heeft daarbij richting gegeven aan invulling van de gebruikelijkheidstoets. Uit het arrest blijkt dat de toepassing van de werkkostenregeling niet is beperkt tot kosten die een (deels) zakelijk karakter hebben.

Via de werkkostenregeling kun je als werkgever onbelast zaken vergoeden en verstrekken aan je werknemers. Hiervoor moet de vergoeding of verstrekking worden aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Van de loonsom bij een werkgever mag 1,2 procent onbelast worden vergoed en verstrekt. Dit is de zogenoemde vrije ruimte. Voor onbelaste vergoedingen en verstrekkingen die hierbovenuit komen, geldt een eindheffing van 80 procent.

Gebruikelijkheidstoets

Een belangrijke voorwaarde voor de toepassing van de werkkostenregeling is dat je voldoet aan de gebruikelijkheidstoets. Dit betekent dat de vergoeding of verstrekking niet meer dan 30 procent mag afwijken van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. De bewijslast dat het aanwijzen van een vergoeding of verstrekking als eindheffingsbestanddeel niet gebruikelijk is, ligt bij de Belastingdienst.

Wat is gebruikelijk?

De vraag is wat onder ‘vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk’ is. De Belastingdienst hanteert een doelmatigheidsgrens van 2.400 euro per persoon per jaar. Als de vergoedingen en verstrekkingen aan een werknemer niet boven dit bedrag uit komen, worden ze in ieder geval geacht gebruikelijk te zijn. Maar hoe zit het boven dit bedrag? Hierover heeft lang onduidelijkheid bestaan. Daardoor namen werkgevers vaak het zekere voor het onzekere en bleven zij onder het bedrag van 2.400 euro.

Arrest Hoge Raad

Op 5 juli 2019 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de gebruikelijkheidstoets. Het betrof een casus waarin de werkgever aan een selecte groep werknemers (bonus)aandelen toekende. Voordat de werkkostenregeling werd ingevoerd, zorgde de werkgever voor de afdracht van de verschuldigde belastingen over de bonus. Hierdoor betaalde de werknemer er zelf geen belasting over.

Vanaf de invoering van de werkkostenregeling werden de (bonus)aandelen aangewezen als eindheffingsbestanddeel en ondergebracht in de vrije ruimte. Over de overschrijding betaalde de werkgever de eindheffing van 80 procent. De inspecteur nam het standpunt in dat het aanwijzen van de toegekende (bonus)aandelen als eindheffingsbestanddeel niet gebruikelijk was.

Alle kosten

Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt dat de toepassing van de werkkostenregeling niet is beperkt tot kosten die een (deels) zakelijk karakter hebben. In beginsel mogen dus alle kosten worden ondergebracht in de werkkostenregeling, zolang je maar voldoet aan de gebruikelijkheidstoets.

De Hoge Raad oordeelde dat de inspecteur niet voldeed aan zijn bewijslast door alleen te verwijzen naar de doelmatigheidsgrens van 2.400 euro. Om te bepalen of het ongebruikelijk is om kosten aan te wijzen als eindheffingsbestanddeel, kan volgens de Hoge Raad een vergelijking worden gemaakt met aangewezen werkkosten bij:

Omdat de Hoge Raad niet voldoende informatie heeft om dit te kunnen beoordelen, is de zaak verwezen naar het Hof.

Wat betekent dit voor jou als werkgever?

Met dit arrest geeft de Hoge Raad richting aan de toepassing van de werkkostenregeling. Het gaat er niet om of kosten zakelijk zijn, maar er moet een vergelijking worden gemaakt met de vergoedingen of verstrekkingen aan andere werknemers. Hierdoor is het afhankelijk van de praktijk hoe de gebruikelijkheidstoets moet worden ingevuld. Wél is duidelijk dat de Belastingdienst er met zijn bewijslast niet al te gemakkelijk vanaf komt.

Vraag het Alfa!

Twijfel je over de vraag of een vergoeding of verstrekking kan worden ondergebracht in de werkkostenregeling? Neem dan gerust contact op met een van onze adviseurs. Met meer dan 30 vestigingen is Alfa overal in de buurt.