Banner

Column Bouwtotaal: Derde in de rij? Kassa erbij!

3 juli 2020 | Door:  Gerrald Heijnen

Als je boodschappen doet in de supermarkt ben je de slogan ‘Derde in de rij? Kassa erbij!’ vast weleens tegen gekomen. Aan deze slogan moest ik denken toen de Hoge Raad onlangs een uitspraak deed over de toepassing van de investeringsaftrek. Je kunt de slogan veranderen tot: ‘In de derde rij, Kassa voor mij.’

Een ondernemer en de belastingdienst verschilden van mening over de wijze waarop de investeringsaftrek berekend moet worden in samenwerkingsverbanden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad hierover een vijftal arresten gewezen waarin wordt aangegeven hoe dit artikel moet worden uitgelegd. Het ging om de derde rij in het artikel omtrent de investeringsaftrek: ‘Jaarlijkse investering tussen € 58.238,- en € 107.848,-: investeringsaftrek € 16.307,-.’
In het derde lid van hetzelfde artikel wordt aangegeven dat investeringen voor een samenwerkingsverband moeten worden samengeteld om de hoogte van de aftrek te bepalen. Onder een samenwerkingsverband wordt verstaan: een samenwerkingen tussen verschillende natuurlijke personen en/of rechtspersonen Denk hierbij aan een Vennootschap onder firma. De discussie die tussen belastingplichtige en de inspecteur speelde was de vraag of het bedrag uit de derde rij naar rato verdeeld moest worden (mening inspecteur) of dat er recht was op het volledige bedrag.

Wat heeft de Hoge Raad beslist?

De hoge Raad besliste dat wanneer een vennoot met zijn aandeel in de investering in de derde rij valt, hij volledig recht heeft op het vaste bedrag van € 16.307,-,

Dit biedt mogelijkheden!

Met het plannen van investeringen over de jaren heen kon altijd al geld worden verdiend. Maar nu kan er ook met de verdeling tussen de vennoten (wie neemt welk deel van de investering voor zijn rekening) extra investeringsaftrek worden binnengehaald. Stel een onderneming die wordt gedreven in een vennootschap onder firma (hierna: VOF) met twee vennoten investeert in een bestelbus van € 50.000,- en een mobiele kraan van € 50.000.-, totaal dus € 100.000,-.

Variant 1. De VOF verricht beide investeringen. In de akte is opgenomen dat ieder van de vennoten gerechtigd is tot 50% van de investeringsaftrek. Ieder heeft dan voor € 50.000,- geïnvesteerd. Beide vennoten hebben dan recht op de 50% van € 16.307,- (het vaste bedrag uit de derde rij). Totale aftrek dus € 16.307,-.

Variant 2. De VOF koopt de bestelbus en de mobiele kraan wordt aangeschaft door vennoot A. Vennoot B heeft dan recht op 50% van 28% van € 50.000,- = € 7.000,-. Vennoot A, die ook zelf een mobiele kraan heeft gekocht, heeft recht op het vaste bedrag van € 16.307,-. Totale aftrek bedraagt dan € 23.307,- .

Variant 3. Deze is als variant 1, maar de gerechtigheid tot de investering is niet 50/50 maar 60/40. De vennoot met 60% aandeel (vennoot A) komt dan in de derde rij van het artikel terecht en heeft recht op € 16.307,- aan investeringsaftrek. Vennoot B met het 40% aandeel heeft recht op 40% van € 16.307,- = € 6.523,-. Totaal is de investeringsaftrek dan € 22.830,-.

Variant 4. Uiteraard is er nog de vierde variant die ook voor het arrest al mogelijk was, waarbij beide vennoten niet gezamenlijk investeren. Vennoot A schaft de bestelbus aan en vennoot B de mobiele kraan. Dan heeft iedere vennoot recht op 28% investeringsaftrek van € 50.000,-: dat is € 14.000,- per persoon. Totaal is de investeringsaftrek dan € 28.000,-.

Conclusie

Met het goed plannen van investeringen kan veel belasting bespaard worden.

Het artikel is gepubliceerd op Bouwtotaal