Banner

Afschrijven op aanhorigheden: mag het nu wel of niet?

27 februari 2020 | Door:  Joris Daanen

Op 17 januari heeft de hoogste rechter zich uitgesproken over de VLB-proefprocedure over de afschrijvingen aan aanhorigheden bij een bedrijfsgebouw in een agrarisch bedrijf. De uitspraak kan directe gevolgen hebben voor je liquiditeitspositie in de toekomst, ook voor mkb-bedrijven. Als een onderdeel van een bedrijfsgebouw kan worden gezien als aanhorigheid, dan kan er minder of niet op worden afgeschreven. Kan het als afzonderlijk bedrijfsmiddel worden gezien, dan mag wel worden afgeschreven. Maar wat is nu een aanhorigheid?

Wat is afschrijven?

Ondernemers in Nederland kunnen afschrijven op activa die voor een in Nederland gedreven onderneming als bedrijfsmiddel worden gebruikt. Als een bedrijfsmiddel slijt, ben je fiscaal verplicht dat een afschrijving ten laste van de winst wordt gebracht in het jaar van de slijtage. Zo ook bij onroerende zaken. Door af te schrijven is je belastbare winst voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting lager. Dit levert je dus minder verschuldigde belasting op in het jaar van slijtage. Tot voor kort waren deze spelregels heilig en stonden in de regelgeving gegrift.

Afschrijven op onroerend goed

In 2007 verandert de regelgeving voor het afschrijven op een bedrijfsmiddel voor het eerst. Voor opstallen, de ondergrond en aan het object toe te rekenen aanhorigheden kon maar worden afgeschreven tot de zogeheten bodemwaarde. De bodemwaarde voor een gebouw dat wordt gebruikt in het eigen bedrijf is gesteld op de helft van de WOZ-waarde van dat gebouw. Als het gebouw hoofdzakelijk wordt verhuurd is de bodemwaarde zelfs de voor dat gebouw geldende WOZ-waarde. Dit betekent dat niet onder de WOZ-waarde mag worden afgeschreven.

De belastingwetgever heeft de regelgeving veranderd omdat ondernemers in het verleden relatief snel afschreven op bedrijfsgebouwen. Ondernemers hoefden daardoor minder belasting af te dragen. De afschrijvingen sloten destijds echter niet aan bij daadwerkelijke slijtage en de waardeontwikkeling van het pand. Een voorbeeld: de ondergrond die bij een gebouw hoort verliest nagenoeg geen waarde. Daarnaast merkte de Belastingdienst dat de belastingambtenaren nauwelijks toe kwamen aan het heffen van winstbelasting over dezelfde gebouwen door de mogelijkheden die de belastingwet ondernemers biedt. Er geldt vaak langdurig belastinguitstel door toepassing van de herinvesteringsreserve.

Stap verder

In 2019 gaat de belastingwetgever nog een stap verder. Sinds 1 januari van dat jaar is het voor ondernemers in een BV nog minder eenvoudig om af te schrijven op gebouwen. Regel is dat vanaf het jaar 2019 op gebouwen in eigen gebruik niet langer onder de WOZ-waarde mag worden afgeschreven. Heb je een eenmanszaak of vennootschap onder firma, dan kun je ook na 2019 nog tot de helft van de voor het gebouw geldende WOZ-waarde afschrijven.

We zien dat de regelgeving veel in beweging is en de mogelijkheden om op bedrijfsgebouwen af te schrijven steeds verder wordt beperkt. Dit levert een liquiditeitsnadeel op voor ondernemers. Als je niet mag afschrijven is de belastbare winst voor dat jaar hoger en ben je meer winstbelasting verschuldigd. Je bent daardoor minder flexibel om met de winst van je bedrijf te ondernemen.

Wat is er nu in januari door de rechter beslist?

De regelgeving rekent tot een bedrijfsgebouw: de opstal, de ondergrond en de aanhorigheden. Het voornaamste probleem is dat de wet niet duidelijk definieert wat onder die categorieën valt. Bij de introductie van de wet in 2007 en op grond van oude regelgeving werden de categorieën beperkt uitgelegd.

Al vanaf 2007 is er discussie tussen onze beroepsgroep en de Belastingdienst over wat nu precies een aan een bedrijfsgebouw toe te rekenen aanhorigheid is. Het begrip speelt namelijk niet alleen voor afschrijvingen een rol, maar ook voor wat er bij je fiscale eigen woning hoort. De twee voornaamste kenmerken van een aanhorigheid zijn dat het in gebruik bij en dienstbaar aan de hoofdopstal moet zijn en daar ook toe behoort.

De uitspraak van 17 januari behandelt twee veel voorkomende agrarische bouwwerken: de sleufsilo en de mestsilo. In het verleden oordeelde de hoogste rechter dat deze specifieke bouwwerken nog als zelfstandig konden worden gezien. De beroepsgroep heeft zich in de proefprocedure dan ook op dat standpunt gesteld: het begrip aanhorigheid moet beperkter worden uitgelegd dan de Belastingdienst in kwestie als standpunt inneemt.

Ook voor mkb-bedrijven

De rechter volgt hierin de ruimere uitleg van het begrip aanhorigheid. De afschrijvingsbeperking van bedrijfsgebouwen in eigen gebruik lijkt daardoor ruimer te worden door de uitspraak. De uitspraak van de rechter gaat over onderdelen van een rundveebedrijf, maar kan en heeft mogelijk uitstraling naar andere bedrijfssoorten (zowel agrarisch als mkb). De vraag wat kan worden gezien als een aanhorigheid bij een gebouw is met deze uitspraak in de hand blijkbaar verder verruimd.

Wat kan je na de uitspraak doen om afschrijvingen te optimaliseren?

Omdat de nu geldende afschrijvingsbeperking afhankelijk is van de WOZ-waarde van het bedrijfsgebouw kan het baat hebben om daar eens kritisch naar te kijken. Zijn er concrete feiten en omstandigheden om bezwaar te maken tegen de hoogte van de vastgestelde waarde? Daarvoor is een goede eerste stap om bij de gemeente het uitgesplitste taxatierapport op te vragen en daar kritisch naar te kijken.

Naast het bekijken van de WOZ-beschikking zou je kunnen overwegen de ondergrond van de bedrijfsmatige opstallen fiscaal te herwaarderen. Indien je dit in het verleden nog niet gedaan hebt. Omdat de verhouding tussen de boekwaarde en de vastgestelde WOZ-waarde dan wijzigt kunnen verdere afschrijvingen mogelijk gemaakt worden.

Op het begrip gebouw bestaat een belangrijke uitzondering, namelijk de zogeheten werktuigen. Werktuigen behoren niet tot het gebouw. Er is sprake van een werktuig als het bedrijfsmiddel kan worden afgescheiden van een gebouw zonder beschadiging van betekenis. Installaties in een gebouw die dienstbaar zijn aan het productieproces kunnen als een afzonderlijk bedrijfsmiddel worden beschouwd. Het kan hierbij ook gaan om installaties in de open lucht. Dit begrip zal in de toekomst mogelijk verder worden verkend om afschrijvingen toch mogelijk te maken.

Wordt vervolgd...

Als een onderdeel van een bedrijfsgebouw kan worden gezien als aanhorigheid, dan kan er minder of niet op worden afgeschreven. Kan het als afzonderlijk bedrijfsmiddel worden gezien, dan mag wel worden afgeschreven. Als het begrip aanhorigheid ruimer wordt, gaat dit ten koste van je mogelijkheden om af te schrijven. Omdat dit directe gevolgen heeft voor je verschuldigde belasting en je flexibiliteit als ondernemer is het belang van de discussie groot.

De beroepsgroep en de Belastingdienst hebben over hetzelfde onderwerp nog een andere procedure lopen. Daardoor zijn de gesprekken over dit onderwerp nog niet gesloten. De partijen blijven dus in gesprek over de gevolgen voor je afschrijvingen. Wordt vervolgd.

Joris Daanen

Joris Daanen

Fiscaal adviseur

088 2531752 | jdaanen@alfa.nl


Meer over Joris