Banner

Voortgang hervorming arbeidsmarkt

12 april 2023 | Door:  Danielle Dolhain - Bunnik

Het kabinet wil de arbeidsmarkt hervormen. Daarvoor is in juli vorig jaar een hoofdlijnenbrief over de hervorming van de arbeidsmarkt geïntroduceerd. Deze week heeft het kabinet een verdere uitwerking van de plannen gepresenteerd.

Het kabinet beschreef dat de huidige flexibilisering van de arbeidsmarkt is doorgeschoten. Werknemers met een flexibel contract en zelfstandigen lopen meer risico’s en hebben minder zekerheden dan werknemers met een contract voor onbepaalde tijd. Dit neemt niet weg dat op de arbeidsmarkt altijd behoefte zal blijven aan flexibiliteit. Het kabinet komt daarom met onder meer de volgende plannen.  

Oproepcontracten

De huidige vorm van oproepcontracten (nuluren en min-/maxcontracten) wordt afgeschaft. In plaats daarvan komt er een basiscontract. In het basiscontract wordt een minimaal aantal arbeidsuren opgenomen. Werknemers moeten wel een aantal uur boven deze minimale uren beschikbaar blijven voor de werkgever. Dit zal een hard percentage zijn van 130 procent van het minimaal aantal uren. Buiten deze bandbreedte heeft de werknemer het recht een oproep te weigeren. Als een werknemer structureel meer uren werkt dan in het contract minimaal is vastgesteld, dan volgt na 12 maanden een aanbod tot aanpassing van de arbeidsuren in het contract (het aanbod wat nu ook geldt bij oproepcontracten). Het idee van het kabinet is dat werkgevers flexibiliteit houden en de werknemer hierdoor de mogelijkheid heeft voor een tweede baan of betere privébalans afspraken te maken. In de plannen wordt aangegeven dat scholieren en studenten met een bijbaan nog wel kunnen blijven werken op basis van de huidige oproepcontracten.

Ketenregeling

Het kabinet wil voorkomen dat structureel werk door bepaalde tijd contracten wordt vervuld, de zogenoemde draaideurconstructies. Ze willen het perspectief van werknemers op een contract voor onbepaalde tijd vergroten. De huidige onderbrekingstermijn van zes maanden die geldt voor ketens van tijdelijke contracten komt te vervallen. Er komt een administratieve vervaltermijn van vijf jaar. Studenten en scholieren worden hiervan uitgezonderd. Ook blijft het mogelijk om de termijn bij CAO te verkorten naar drie maanden indien sprake is van seizoensarbeid.

Uitzendkrachten

Uitzendkrachten krijgen sneller, na 52 gewerkte weken, een contract met meer zekerheid bij het uitzendbureau. De duur van de meest onzekere fasen wordt verkort. Bovendien krijgen zij eerder recht op een vast contract.

Daarnaast wil het kabinet concurrentie op arbeidsvoorwaarden door uitzendwerk voorkomen. De huidige wetgeving regelt dit al deels, doordat loon en overige vergoedingen ten minste gelijk moeten zijn als voor werknemers die in dienst zijn bij het bedrijf waar de uitzendkracht aan wordt uitgeleend. Het kabinet wil dit aanvullen met de voorwaarde dat ook de overige arbeidsvoorwaarden ten minste gelijkwaardig moeten zijn.

Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen

De regering wil het speelveld tussen werknemers en zelfstandigen gelijker maken. Een van de maatregelen is dat er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering komt die zal gelden voor alle IB-ondernemers (met en zonder personeel) en meewerkende partners. De directeur-grootaandeelhouder (DGA) en diegene die resultaat uit overige werkzaamheden ontvangt, vallen niet onder de verplichte verzekering. Bij de DGA’s is het aandeel kwetsbare zelfstandigen lager. Daarnaast is het nog niet mogelijk de groep DGA’s met en zonder personeel af te bakenen. Wanneer dit in de toekomst uitvoeringstechnisch wel haalbaar is, kan een verzekeringsplicht voor de DGA’s zonder personeel worden ingevuld. Andersom geldt dat vooralsnog IB-ondernemers mét personeel wél onder de regeling vallen.

Het kabinet kiest ervoor bij de verzekering een wachttijd van één jaar te hanteren. Dat betekent dat de zelfstandigen het eerste jaar ziekte zelf overbruggen. Desgewenst kunnen zij voor het eerste ziektejaar een private verzekering afsluiten.

De standaard uitkering wordt 70 procent van het laatstverdiende inkomen tot aan de grens van 143 procent van het wettelijk minimumloon (WML). De uitkering is maximaal 100 procent van het WML. De premie lijkt vooralsnog te komen liggen rond de 7,5 procent  tot 8 procent van het inkomen tot de maximale premiegrondslag. De premies van periodiek uitgekeerde arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn fiscaal aftrekbaar.

Stand van zaken

De voortgangsbrief van het kabinet geeft de stand van zaken aan bij het realiseren van de ambitie om de arbeidsmarkt te hervormen. Minister van Gennip heeft het voornemen het wetsvoorstel in het voorjaar van 2024 aan de Tweede Kamer aan te bieden. De definitieve hervormingen laten dus nog even op zich wachten.

Danielle Dolhain - Bunnik

Danielle Dolhain - Bunnik

Juridisch adviseur

088 2531129 | dbunnik@alfa.nl


Meer over Danielle